Good old Ruben Vismale ging zondag tegen alle verwachtingen overall als eerste over de finish van de SWU Commewijne race. Niet alleen de trouwe wielrenaanhangers, maar ook Vismale was verrast met de uitkomst.
“Ik ben erg verrast en kan het zelf niet geloven dat ik die wedstrijd heb gewonnen”, zegt hij desgevraagd.
Deverbazing van de 57-jarige wielrijder had vooral te maken met de vorm van onder andere Jaïr Nortan en Jeörgen Adelaar. Het duo is pas terug van een trainingsstage in Trinidad en Tobago. “De top verkeert momenteel in goede conditie dus ik dacht: ‘ik kom gewoon mijn ding doen.” Het maakte de routinier niet uit waar hij zou eindigen. “Nu ik die wedstrijd van die jongens heb gewonnen is het voor mij een beetje ongelooflijk. Alle respect naar hen toe. Ik had het echt niet verwacht.”
Vismale verwijst naar zijn lichamelijke beperkingen gelet op zijn leeftijd.
“Ik ben oud en afgeschreven en win toch, dus het betekent heel veel voor mij. Een top 5 finish is voor de routinier al voldoende. “Een wedstrijd winnen is in feite reden om feest te geven. Door genade van de Almachtige ben ik gezegend met talent.”
Naar verluidt reden Nortan, Adelaar en Kenrick Sahadeo al heel vroeg weg van het peloton. Volgens Vismale is deze handeling gebruikelijk bij de laatste ontmoetingen. “Ze weten dat ik niet snel kan optrekken en proberen snel een gat te maken, zodat die wedstrijd meteen beslist kan worden.” Vismale merkt op dat er bij deze ontmoeting meer jonge wielrenners zoals Jorryn Simson en Dimitri Madamsir deelnamen. De veteraan liet naar zijn zeggen de jongeren het onderling uitvechten.
“Als Madamsir en Simson zouden aansluiten dan zou ik achter hen gaan. Toen die 3 renners weggereden waren begon die samenwerking tussen de rest van de groep. Later ontstond er weer een groep van mijn persoon, Simson en Sergio Fernandes.”
De kopgroep van Nortan, Sahadeo en Adelaar werd weer teruggehaald. Vismale wist dat het trio veel had gegeven en dat ze niet meer kracht in hun benen hadden. “Ik dacht toen van: ‘ik neem even mijn kans. Ik heb niets meer te verliezen en demarreerde (snel wegsprinten).” Visje begon weg te rijden, maar zag de rest van de renners niet reageren. Hij stootte uiteindelijk in zijn eentje door richting de finish.
Nortan, Adelaar en Sahadeo raakten betrokken bij een valpartij. Het drietal liep hierdoor schade op uiteenlopend van technische mankementen met de fiets en blessures (schaafwonden, heupkwetsuur enzovoort). Naar verluidt kon het drietal niet meer op volle kracht verder. Het gat dat met de rest van het veld was gecreëerd zou tussen 20 en 30 km liggen.
Vismale met bovenstaande geconfronteerd bevestigde het nieuws na afloop te hadden vernomen. Hij merkte tijdens de ontmoeting echter niets, “want die jongens gingen echt hard weg. Met nog ongeveer 30 km op de terugweg moesten wij (Vismale en overige renners) behoorlijk hard rijden om die jongens te pakken.” De winnaar denkt dat de blessures en problemen met de fiets mogelijk enige rol hebben gespeeld, “maar ik heb er niets van gemerkt. Ik ben in het verleden ook gevallen en heb keihard met grote schade aan mijn lichaam gefietst.”
Na Vismale completeerden Simson (2), Sahadeo (3), Fernandes (4), Nortan (5) en Cedric Monez (6) de top 6. Volgens Earl van Wilgen (voorzitter Surinaamse Wielren Unie) kwam de top 6 in aanmerking voor een prijs. In totaal verschenen 22 wielrenners aan de start, waarvan slechts 1 vrouwelijke deelnemer.
Volgens de SWU-topman had de wedstrijd op de valpartij na een vlot verloop. Hij was vooral blij met de stijl van rijden, die volgens hem heel aanvallend was vanaf de start. De afstand van het parcours bedroeg ruim 80 km met als start rotonde Meerzorg. Het peloton vervolgde hierna haar weg richting Stolkertsijver over de brug en keerde vervolgens terug naar de finish bij de Roy Boedhoe servicestation km 12.5.
Sahadeo, Simson en Madamsir gebruiken de slot wielren ontmoetingen als voorbereiding in verband met deelname aan de Caribische wegkampioenschappen in Guyana. Van Wilgen benadrukt dat het regionaal toernooi bestemd is voor senioren en 19+ wielrenners.
Tekst: Marciano Millerson